Jeremia 38:19

SVEn de koning Zedekia zeide tot Jeremia: Ik ben bevreesd voor de Joden, die tot de Chaldeen gevallen zijn, dat zij mij misschien in derzelver hand overgeven, en zij den spot met mij drijven.
WLCוַיֹּ֛אמֶר הַמֶּ֥לֶךְ צִדְקִיָּ֖הוּ אֶֽל־יִרְמְיָ֑הוּ אֲנִ֧י דֹאֵ֣ג אֶת־הַיְּהוּדִ֗ים אֲשֶׁ֤ר נָֽפְלוּ֙ אֶל־הַכַּשְׂדִּ֔ים פֶּֽן־יִתְּנ֥וּ אֹתִ֛י בְּיָדָ֖ם וְהִתְעַלְּלוּ־בִֽי׃ פ
Trans.wayyō’mer hammeleḵə ṣiḏəqîyâû ’el-yirəməyâû ’ănî ḏō’ēḡ ’eṯ-hayyəhûḏîm ’ăšer nāfəlû ’el-hakaśədîm pen-yitənû ’ōṯî bəyāḏām wəhiṯə‘alləlû-ḇî:

Algemeen

Zie ook: Chaldeeën, Hand (lichaamsdeel), Jeremia (profeet), Zedekia, Zidkia

Aantekeningen

En de koning Zedekia zeide tot Jeremia: Ik ben bevreesd voor de Joden, die tot de Chaldeen gevallen zijn, dat zij mij misschien in derzelver hand overgeven, en zij den spot met mij drijven.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יֹּ֛אמֶר

zeide

הַ

-

מֶּ֥לֶךְ

En de koning

צִדְקִיָּ֖הוּ

Zedekía

אֶֽל־

-

יִרְמְיָ֑הוּ

tot Jeremía

אֲנִ֧י

-

דֹאֵ֣ג

Ik ben bevreesd

אֶת־

-

הַ

-

יְּהוּדִ֗ים

voor de Joden

אֲשֶׁ֤ר

-

נָֽפְלוּ֙

gevallen zijn

אֶל־

-

הַ

-

כַּשְׂדִּ֔ים

die tot de Chaldeën

פֶּֽן־

-

יִתְּנ֥וּ

overgeven

אֹתִ֛י

-

בְּ

-

יָדָ֖ם

dat zij mij misschien in derzelver hand

וְ

-

הִתְעַלְּלוּ־

en zij den spot met mij drijven

בִֽי

-


En de koning Zedekia zeide tot Jeremia: Ik ben bevreesd voor de Joden, die tot de Chaldeen gevallen zijn, dat zij mij misschien in derzelver hand overgeven, en zij den spot met mij drijven.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!